In de interne competitie speelde Hans Karelse tegen Bram Capelle. Bram had er deze avond echt zin in en dacht al in een vroege fase na over allerlei tactische wendingen. Achteraf werd duidelijk dat Hans toen met de scherpst mogelijke voortzetting voordeel had kunnen krijgen, maar die mogelijkheid werd achter het bord niet ontdekt. Op zet 11 toverde Bram opeens een loperoffer uit de hoge hoed (Lxh2+) met de gedachte dat hij een pion kon winnen. Die pion kreeg hij wel, maar het stuk zag hij niet terug. Dat was dus wel een erg frivool en opportunistisch offer, want hij had geen duidelijk verdere gevaarlijke aanval en ook anderszins viel de compensatie nogal tegen. Gesteund door deze onverwachte voorsprong aan materiaal ging Hans rustig verder en trok de overwinning naar zich toe.
De meest wilde stelling in de interne competitie kwam op het bord in de partij tussen Henk van der Hoek en André van Wingerden. Ook deze keer kwam er na Henk’s geliefde opening een originele stelling op het bord, waarbij André een mooie loper op d3 kon laten neerploffen. Toen Henk eerst een pion op d4 terugsloeg en niet tussendoor met b5-b6 een “aftrekschaakje” gaf, trok André na de zwarte korte rokade overtuigend het initiatief naar zich toe. Toen Henk een mooi paard van André op e4 ging ruilen werd de loper op d3 na f5xe4 een onneembare lastpost in de witte stelling. André mobiliseerde al zijn zware stukken tegen de witte koning, vooral de zet Tf5-f3! was erg mooi (diagram).
Remco van Horik bereikte tegen Peter van Gaalen al snel een voorsprong van twee pionnen. Daar bleef het niet bij, met materiaalverschil werd snel groter en Remco kreeg een beslissende aanval tegen de zwarte koning.
Chris Tromp profiteerde van een “kortsluiting” bij Rob van Driel die Rob in een vroege fase van de partij en won dus wel erg gemakkelijk. Ook bij Henk ban Houwelingen tegen Bert van Hees gebeurde iets vergelijkbaars. In een stelling die gewoon in evenwicht was, overzag Henk een dreiging van Bert, hoewel hij die eerder wel had gezien. Dit betekende een voortijdig einde van de partij en winst voor Bert. Jan Post zette zijn goede seizoen voort met een overwinning tegen Ton Lodder.
John Dessens stond tegen Gerard de Gans eerst minder, maar zoals John al eens eerder zei: “Op ons niveau krijg je altijd wel een tweede kans”. Dat was ook nu het geval, want na een onnauwkeurigheid van Gerard kantelden de kansen en John won vervolgens.
Tegelijkertijd werden deze avond de kwartfinales voor de beker gespeeld. Opvallend was dat alle vier partijen nog bezig waren toen alle partijen in de interne competitie al waren geëindigd. Er werd dus hard gestreden om te winnen en zo de halve finale van de bekerstrijd te bereiken. Als eerste lukte dat Henry Houweling, die Tijmen Schakel trakteerde op een hem wel, maar Tijmen niet bekende opening. Dat kostte Tijmen bakken vol tijd, terwijl Henry zich lang comfortabel voelde op bekend terrein. Henry ging met zijn g-pion naar voren en op zet 19 bereikte hij g5. Zelf had hij toen nog iets minder dan 1½ uur op de klok, maar Tijmen nog maar ruim 12 minuten! De kans dat dan nog goed gaat aflopen is natuurlijk wel erg klein. Tegen de aanvallende bedoelingen van Henry op de koningsvleugel antwoordt Tijmen met e5! (diagram)
De tweede die de halve finale bereikte was Eddy Korevaar. Hij kreeg een bekend gambiet voorgeschoteld van Mark Couwenberg en het kostte nogal wat tijd het juiste plan te vinden. Er ontstond een interessante stelling met tegengestelde rokades, waarna de aanval van Mark tegen de witte koning eerder op gang kwam dan die van Eddy tegen de koning van Mark op de damevleugel. Toen Mark verzuimde de witte d4-pion op te peuzelen, maar wel erg actief zijn pionnen op de koningsvleugel naar voren bracht, gaf dat Eddy de gelegenheid om enkel zwarte pionnetjes van het bord te laten verdwijnen. Hiermee trok hij ook het initiatief naar zich toe en tenslotte ontstond een , dubbel toreneindspel toen ook de laatste lichte stukken van het bord verdwenen. Eddy moest nog wel even goed opletten, maar ook al had hij nog maar weinig tijd, lukte dat goed. Toen één stel torens kon worden geruild was duidelijk dat een ondersteunde ver opgerukte g-pion voor wit een beslissende troef was. De op de damevleugel opgerukte pionnen van Mark konden het tegen het gecoördineerde geweld van een verbonden witte h- en g-pion niet bolwerken.
De derde partij werd gespeeld door Henk Boot en Wim Rietveld. Opnieuw werd het een taai gevecht, waarin Henk van alles probeerde om de winst naar zich toe te trekken. Hoewel hij op e4 en d4 twee mooie centrumpionnen had tegen een geïsoleerde zwarte pion op e6, bleek het toch heel lastig verder te komen. Optisch zag het er allemaal veelbelovend uit, maar het viel tegen verder te komen en ook de computer gaf later aan dat de stelling nog steeds in evenwicht was. Wim speelde de verdediging heel nauwkeurig! Pas op de 34e zet maakte hij met 34. ..Pf6-d5 een foutje, waardoor Henk met 35. Df2 een matdreiging kreeg en zwart gedwongen was tot 35. ..Pd5-e7. Via een tussenschaakje Df8+ kon Henk het zwarte paard terug dwingen naar g8 (diagram).
De laatste bekerwedstrijd werd gespeeld door Jaco Vonk en Louis Rutgers. Jaco kreeg ruimtevoordeel in het centrum zoals bij deze opening gebruikelijk is. Louis probeerde thematisch de pionnenketen van Jaco te attaqueren en stelde zich dynamisch op. De stelling was eigenlijk wel in evenwicht tot de 25e zet. Jaco kon zijn stukken goed neerzetten met een paard op het mooie veld e5. Louis besloot het paard met zijn loper te elimineren en zijn torens naar de f-lijn te brengen, waar Jaco ook juist bezig was een aanval op te zetten. In die fase forceerde Louis met een waliteitsoffer, maar kreeg daarvoor onvoldoende compensatie. Langzaam vergrootte Jaco hierna zijn voordeel. Uiteindelijk bracht hij Louis’s dame op de koningsvleugel verregaand in het nauw, zodat Louis de inmiddels hopeloze strijd staakte.