Op deze avond 9 april werd er vanzelfsprekend eerst stilgestaan bij het plotseling overlijden van ons clublid John Dessens, pas 64 jaar oud. Hij was sinds 7 jaar lid van onze schaakclub na zijn verhuizing vanuit de Rotterdamse naar onze regio. Altijd vriendelijk en bedachtzaam, ook in zijn schaken. Hij was teamleider van ons tweede team en maakte altijd snel een verslag, waarin hij in de analyse van zijn eigen partijen zijn eigen tekortkomingen nooit wegmoffelde. Op de clubavond was hij er meestal als eerste en zorgde ervoor dat de schaakborden, stukken en klokken in de speelzaal aanwezig waren als de anderen binnendruppelden. Wij zullen zijn aanwezigheid missen!
Deze avond begon met de halve finale in de bekercompetitie tussen Eddy Korevaar en Henk Boot. Ze begonnen als eerste, maar waren wel als laatste klaar na zo’n 130 of 140 of 150 zetten? Wie zal het zeggen, want in de tijdnoodfase bij minder dan 5 minuten resterende bedenktijd, hoeft er niet meer genoteerd te worden. Henk’s administratie stopt bij zet 78 en na een flink aantal zetten niet noteren, vatte Henk het noteren na zo’n 30-40 zetten weer op, waarover later meer. De door Eddy gekozen opening was dezelfde als eerder dit jaar tegen Henk, maar toch net even iets anders. Henk koos voor het antwoord Db6 na het witte Lb5. Later volgde door Eddy Db3, en zoals vaker bij dergelijke opponerende stukken, is het wie ruilt, die huilt. Nou ja, zo erg was het ook weer niet na 17. Dxb6 al was het duidelijk dat het voor Eddy niet eenvoudig was een constructief plan te bedenken. Zo was een paarduitstapje naar d7 geen geweldige zet en keerde het paard snel weer terug naar e5. Dat gaf Henk tijd om met de pionnen van zijn koningsvleugel naar voren te stappen en zijn lopers na 24. … Lb6 en 25. …Lb7 naar de witte koningsvleugel te laten kijken. De computer honoreerde dat ook met -1.75 en Eddy had nog slechts 10 minuutjes over en Henk ruim 35 minuten. Diagram na 25. … Lb7.
Vervolgens zette Henk zijn centrumpionnen in beweging en bereikte hij een glad gewonnen stelling na 34. … Lc6: ruim -3.5 volgens het hulpje na afloop. Maar winnen tegen een gehaaide tijdnoodtegenstander als Eddy (< 1 min. op zijn klok) werd een steeds lastiger probleem. Henk parkeerde zijn witte loper wat doelloos op de witte damevleugel en overzag even later een eenvoudige overbelasting van zijn koning. En oeps, dat kostte een pion, weg voordeel! Eddy voelde dat hij psychologisch in de plus kwam, en later ook fysiek toen hij Henk nog een tweede pion kon ontfutselen. Henk voelde dat de winst hem was ontglipt en vreesde voor zijn leven. Op zet 60 verdween Henk’s laatste veropgerukte pion, Eddy had er nog twee. Eddy speelde al zo’n 20 zetten op increment en Henk sloot zich daar in deze fase ook bij aan. Uiteindelijk zette Eddy zijn g-pion als troefkaart in en liet Henk een pion op a3 meenemen. Uiteindelijk rond zet 75 dacht Henk dat het verstandig was met Lxg6 de laatste witte pion op te ruimen en dan het eindspel van toren tegen toren + paard wel remise te kunnen houden. Maar,….. de witte aanval was sterk met een samenwerkende toren en paard en een koning op g6. Er zat een heus matnet in…., echter tot tweemaal miste Eddy dit motief en kon de koning van Henk alsnog ontsnappen, pfff…. Maar nu was het een theoretische remisestelling geworden al wenste Eddy zich daar (nog) niet bij neer te leggen. Henk’s remiseaanbod werd dan ook tweemaal afgewezen met het argument dat hij een stuk meer had. Tja, dat was natuurlijk wel zo. Maar ja, dan is er ook nog zoiets als een 50 zettenregel: indien na 50 zetten geen stuk is geslagen of pion verzet is, kan remise worden opgeëist. Waarschijnlijk waren we de 100 zetten al ruim gepasseerd toen Eddy dus nogmaals een remiseaanbod afwees. Maar om een beroep te doen op deze regel, moet je dat wel kunnen bewijzen = noteren. Daarom hervatte Henk de notatie en na nog 26 zetten aan het papier te hebben toevertrouwd, was het ook Eddy duidelijk dat hij in remise moest berusten. Waarschijnlijk zijn er zeker zo’n 130-140 zetten gespeeld in deze zeeslang met meerdere gezichten. Voor Henk was het in ieder geval de langste partij die hij ooit had gespeeld. Volgende week volgt de herkansing!
In de interne competitie kreeg Jaco Vonk te maken met Hans Karelse. Het ging ruim 20 zetten gelijk op. Wit speelde in de volgende stelling 23. Pg4:
Hans speelde nu 23. …. Dh4, 24. Df3. Hans gaf aan dat hij zowel op dit moment als op de vorige zet Pf4 had moeten spelen met goed spel. Maar na dubbele ruil op g4 kreeg Jaco dus na hxg4 een open h-lijn tot zijn beschikking. En hij had ook nog het loperpaar. Na 31. Lh6-e3 ontstond de volgende stelling:
Hans verzuchtte in zijn commentaar: “Als ik hier of op de volgende zet mijn a-pion twee velden had opgespeeld, was er nog weinig aan de hand geweest. Ik begon mij weer eens zorgen te maken over de resterende bedenktijd en speelde te vlug 31. … Lc5 32. Lc1 Pc7?. Jaco kreeg winnend voordeel met 33. b4 Lb6 34. Lb3+”. Hiermee liep Jaco in de stand dus duidelijk in op Henk.
Bram Capelle speelde tegen Louis Rutgers, die later aangaf dat de opening voor hem duidelijk niet naar wens was verlopen. Louis had een dame op a5 en een loper op e7, Bram een dame op d2 en paard op c3. Louis werd verrast door de in dergelijke stelling thematische zet Pc3-d5, waarmee hij de dame op a5 en loper op e7 aanviel. Louis was gedwongen om zijn dame naar d8 terug te trekken op straffe van stukverlies via het tussenschaakje Pxe7+. Bram stond hierna duidelijk comfortabel. Maar hij kon blijkbaar niet het juiste plan vinden, want zo’n 6 zetten later stond zwart aan het roer. Hoewel Louis een loper kon winnen, schrok hij terug voor de risico’s, omdat Bram in dat geval een tweetal pionnen zou krijgen en Louis zou worden opgezadeld met een kreupele koningsstelling. Hij koos voor een opmars in het centrum met een gunstige ontwikkeling en de nodige dreigingen. Toen vervolgens Bram zich vergreep aan een vergiftigde pion, kwam hij in een pijnlijke penning terecht, die hem een toren en de partij kostte.
Jan Post speelde een knappe partij tegen Arjan Uittenbogaard. Hij kwam met wit mooi te staan vanwege zijn controle van het veld d5, waar zijn dame zich uiterst prettig voelde en Arjan kreeg geen kans haar “netjes” weg te jagen. Zijn pionnen waren al “gepasseerd”, loper van de verkeerde kleur en paarden, die al op stal stonden. Hoewel Arjan probeerde de e- en/of f-lijn in bezit te krijgen, kon Jan dat met zijn toren op e4 als blokkade van pion e5 voorkomen. Nadat Arjan Dc7-e7 had gespeeld, kon Jan met een schijnoffer de zwarte pion op c5 overmeesteren en een aantal zetten later kon Jan nog een tweede pion aan de buit toevoegen en de controle over de stelling behouden. Kortom, Jan kwam steeds beter te staan naarmate er meer stukken van het bord verdwenen. Tenslotte bleek de extra pion van Jan op de koningsvleugel hem de winst te bezorgen toen hij die krachtig naar f6 kon laten doormarcheren en tegenstribbelen voor Arjan geen zin meer had. Jan was achteraf dan ook terecht tevreden over deze door hem goed gespeelde partij. Het smaakt natuurlijk naar meer!
Ook Bert van Hees en Ernst Delwel speelden een onderhoudende partij. Vanuit de opening kwam er een vrij scherpe open stelling op het bord, waarin Bert het wat betere spel had. Hoewel Ernst geen echte fouten maakte, vond de computer de aanpak van Bert beter. Maar och, och, toen kwam zet 16. Bert pakte zijn paard op f3 en wilde Pf3-e5 spelen. Dat liet de dekking van pion op d4 in de steek. Na afloop vertelde Bert dat hij dit eerst wel had gezien, daarna noch andere zetten bekeek om alsnog deze foutzet te doen. Want aangeraakt = zetten en een betere zet was er ook niet (meer). Diagram.
Ernst nam met Txd4 het initiatief over. Grappig genoeg vond Stockfish 16. … Txd4 maar zozo en gaf de voorkeur dat wit met 17. 0-0! zou voortzetten.
Vervolgens hield Ernst zijn initiatief vast en ontstond de volgende stelling op zet 31. Diagram.
Bert zat flink in het nauw om zich de penningen, vorken en matdreigingen van het lijf te houden en uiteindelijk lukte dat ook niet meer.
Er volgde 32. Tg3 Dh1+ 33. Tg1 Dh4: 34. De3 Dc4 35. Pe2 Pf4. Bert gaf op.
Bert van Geldere kreeg tegen André van Wingerden deze keer geen kans een breed pionnenfront op de damevleugel te creëren, omdat André een andere opzet koos dan eerdere tegenstanders van Bert.
Zwart kwam goed uit de opening, maar na het ongelukkige 30. … Dd5 kon wit met Txd3! gebruik maken van de penning van de pion op e4. Maar de gebruikte tijd begon hem parten te spelen. Ook had het winnen van een tweede pion volgens de computer niet zo veel om het lijf. Tenslotte won André de pionnen terug en resteerde een volstrekt gelijke stand en werd tot remise besloten.
In de partij tussen Martijn Koutstaal en Huig Visser stond Martijn al snel heel prettig. Het zwarte probleem was een achtergebleven zwakke pion op e6 en Martijn kon naar hartenlust heel wat pijlen op dit doel richten. Tenslotte bezweek Huig. Gerard de Gans had duidelijk zijn dag tegen Anne van Heelsum. Een zwarte dame stond klem aan de rand van het bord en dit luidde de ondergang van Anne in. Egbert Meijer had er zin in tegen Arnold van Es. De buit van een geofferd stuk bedroeg maar liefst 4 pionnen. Er resteerde voor Arnold een kale koningsstelling. Wit stelde bovendien al zijn stukken goed op (dame op g4, torens op e1 en 6 en een paard op f3. Tja, tegen zo’n gecoördineerd geweld, ondersteund door meerdere pionnen was geen verdediging mogelijk.